Een Inuit-gezegde luidt:
Voor elke dag zijn er twee plannen – dat van mij en dat van het Mysterie.
Er zijn van die dagen, waarop de woorden van een oud volk of die van een jonge stadsplakker krachtiger in me rondzingen dan het verlangen om eigen woorden te vinden voor wat ik beleef aan schoonheid en troost.
Dat het verspreiden van toevallig gevonden woorden een geschenk kan zijn, bleek zojuist toen ik bovenstaand Inuit-gezegde teruglas in een update van een goede vriendin van me. Ik noem haar Dappervrouw. Onlangs kreeg ze te horen dat ze kanker heeft en ik stuurde haar het Inuit-gezegde. Ze leeft al lang naar de wijsheid die erin doorklinkt, maar gehuld in dit Eskimo-jasje was deze kijk op leven en lot hopelijk nieuw, voor troost en warmte. Dappervrouw gebruikt het gezegde nu als leidmotief in bange dagen. Ik heb groot respect voor de innerlijke kracht waarmee ze openstaat voor wat het Mysterie haar brengt en wat zij erop antwoordt, van dag tot dag. Met haar eigen plan.
Zelf had ik vanochtend helemaal geen plan. Stil werd ik wakker. Hoe anders toch, bedacht ik me, is ons mensenpad dan dat van een vlinder, die door al die stadia gaat van ei tot rups tot pop en zich dan ontvouwt als kleurrijke schoonheid met een levensduur van een dag of wat. Bij veel soorten is het één dagje paren en dan sterven. Gossiemijne. En dan wij: dag na dag, jaar in jaar uit, decennialang leven we, bezig te ontvouwen wie we zijn.
Lees ik vervolgens op een sticker boven de knop van een stoplichtregelpaaltje:
Een dag niet gestorven is een dag niet geleefd.
Daar blijf ik stil van.