… als je zwangerschap misloopt

Wie zwanger is draagt een nieuw leven in zich. Voor de vrouw geldt dat letterlijk, aangezien haar lichaam het groeiende lijfje van een nieuw mensenkind herbergt. Daarnaast is het voor beide ouders ook een geestelijke realiteit. Als je een ziel hebt uitgenodigd zich bij jullie te voegen en er is er een gekomen, dan draag je samen een kind. Tegelijk met een positieve zwangerschapstest wordt ook een visioen in je geboren: een toekomstbeeld van je leven met (nog) een kind nestelt zich in je geest.
Het is schokkend als die lijn der verwachtingen wordt omgebogen en je kindje weer teruggaat naar waar het vandaan kwam of naar welke onzichtbare dimensie dan ook. Hoe kan dat nou? Waarom eerst komen en dan zo snel al weer gaan?! Natuurlijk zijn er op lichamelijk niveau in de meeste gevallen wel verklaringen te vinden voor het mislopen van een zwangerschap. Simpel gezegd is er met het ‘materiaal’ van het kind of van de moeder dan iets niet in orde, zodat het niet tot een levensvatbare groei en geboorte kan komen. Dit fysieke feit leidt vaak tot rationalisaties waar we met ons verstand wel bij kunnen, maar waar ons hart en onze ziel geen raad mee weten. Wat heb je eraan te weten, dat je kindje in aanleg al ‘niet goed’ was als je ontredderd door het huis dwaalt met een onmiskenbare miskraam? Hoe kun je troost putten uit een statement als ‘u bent nog jong’ als je je kindje in de loop van je zwangerschap verliest en er ‘geen enkele reden is dat dat de volgende keer weer zal gebeuren’? Je wordt in je kern geraakt als het nieuwe leven in je lijf dood blijkt te zijn.

‘Geen enkel mensenkind, levend of dood, komt zonder reden’

*
Ook op spiritueel niveau zijn er mogelijke verklaringen te geven voor het voortijdige vertrek van je ongeboren kindje. Misschien was een van jullie beiden toch nog niet klaar voor een kind en liep het daarom uit op een miskraam? Misschien kwam je kindje je door middel van deze ‘kleine geboorte’ helpen bij wat je nog te leren hebt…? Rosemarijn Roes schrijft hierover: ’Wij gebruiken de term “kleine geboorte” in plaats van “miskraam”. Het woord miskraam wordt bewust niet gebruikt omdat dit woord je het idee geeft dat er iets mis is gegaan en dat is allerminst het geval. De “kleine geboorte” is een uiterst zinvol onderdeel van het gehele geboorteproces.(……) Het is veel eerder een proces van vernieuwen en weer vernieuwen en weer vernieuwen, waardoor je steeds beter in staat zult zijn om samen met je kind een passende fysieke vorm te creëren. Het kan zijn dat je verbaasd staat van jezelf doordat je “een kleine geboorte” niet als een afscheid of een verlies ervaart.’
Het frappantste voorbeeld van deze visie dat ik ooit heb gehoord is dat van een vrouw die al menige miskraam achter de rug had en zich om die reden uitverkoren voelde. Zij was de mening toegedaan, dat er zielen zijn die al zover ontwikkeld zijn dat ze nog maar een klein stukje aardeleven nodig hebben voor hun verdere groei. Een korte incarnatie van enkele weken of maanden zou al voldoende zijn. Dat ze haar daarvoor uitkozen vervulde haar met trots…
Hoewel ik het een verrijking vind om ook de spirituele dimensie van zwangerschapsverlies te onderzoeken en een plek te geven in het geheel, komt bovengenoemd voorbeeld op mij persoonlijk net zo eenzijdig over als de verklaringen uit de medisch/ fysieke hoek kunnen klinken. De ziel vraagt om het doorléven van een ervaring in al zijn facetten, niet om een sluitende verklaring. Er is op zielsniveau geen eenduidige reden aan te voeren voor leven of dood. Opstandigheid en kwaadheid hebben evenveel bestaansrecht als schuld- en slachtoffergevoelens, en naast milde acceptatie kunnen natuurlijk ook gevoelens van loutering en diepgang beleefd worden bij zwangerschapsverlies. En als uit het proces van doorleving een persoonlijk antwoord op de waaromvraag tevoorschijn komt, dan vloeit dat voort uit het proces zelf. Het is de kunst ons hart open te houden en onze ziel de ruimte te geven als het mysterie van het leven zich aan ons voordoet in de vorm van een miskraam of de dood van ons ongeboren kind. Op zielsniveau ontstaat hoe dan ook nieuw leven als je je ervaringen doorleeft.

Huppeltje en Lara, twee zielen die weer gingen

Toen ik na zeven ’magere jaren’ eindelijk weer zwanger was, beleefde ik dat meteen zeer intens. Ik ervoer al van het begin af aan contact met de ziel van het kind; we noemden haar Huppeltje. Ik voelde in mijn buurt regelmatig een concentratie van energie die warmte uitstraalde. Toen ik na een aantal zalige zwangerschapsweken een spoortje bloed verloor leek het alsof er tegelijkertijd iets knapte; de verbinding leek wel verbroken, en ik kon de warme gloed ook niet meer voelen. Een koude leegte vulde mijn buik. In de onzekere dagen die volgden had ik nog steeds een positieve zwangerschapstest, kreeg ik een visioen van een lachend koppie dat me spottend leek gade te slaan en zweefde ik tussen hoop en vrees. Het was vreselijk! Naarmate ik meer ging vloeien, bad en smeekte ik alle goden en godinnen die ik maar bedenken kon. Werkelijk verbinding voelde ik met mijn innerlijke gids Freyja, die me als een moedergodin steun in de rug gaf bij wat ik als diep vrouwenleed heb ervaren: hoe het leven van je kind uit je wegvloeit zonder dat je er iets aan kunt doen. Toch is de intensiteit van wat ik toen beleefde, waaronder het in machteloze wanhoop samenzijn met mijn man en mijn eerste kind, als een kostbaar geschenk van Huppeltje in mijn hart bewaard gebleven. We kijken er samen met een warm hart op terug. Ik ervaar haar sindsdien bij tijd en wijle als een soort innerlijke gids; als ik haar opzoek of als ze zich spontaan bij me meldt, brengt ze me in contact met een diepe waarheid in mijn leven: dat alles de zin heeft die ik er zelf aan geef…

Toen Vincent mij die middag in augustus belde om te vertellen dat hun kindje gestorven was en of ik Esther en hem wilde helpen, begon voor mij een deelgenootschap aan een uiterst zielvolle ervaring. Ik heb getuige mogen zijn van de geboorte van Lara, die de dag tevoren gestorven was in haar moeders buik. De liefde, het respect en de toewijding die ik bij alle betrokkenen heb ervaren waren zeer indrukwekkend. Na een intens zware bevalling waarbij ze, waar nodig, vochten voor wat ze wilden, verwelkomden Esther en Vincent hun stille kindje. Ze feliciteerden elkaar met haar, ze noemden haar bij haar naam; ze waren tegelijk intens dankbaar en diepbedroefd. Ze namen haar mee naar huis, verzorgden haar koude lichaampje in haar wieg en ontvingen de mensen die Lara wilden ontmoeten. Als Esther met Lara’s lichaampje in haar armen ging dansen, waarop ze zich al maanden had verheugd, deden ze een bordje op de deur met ’niet storen’. Aldus beschermden ze de intimiteit van hun uiterst persoonlijke ritueel, dat tegelijk een welkom en een afscheid was, zoals alles wat ze met Lara beleefden die dagen. De vanzelfsprekendheid waarmee deze ouders respect betoonden aan de ziel van hun kind en de vorm die ze wisten te geven aan de beroering van hun eigen innerlijk was hartverwarmend, ontzagwekkend en vol leven. In de afscheidsbrief die ik Lara meegaf bij haar crematie schreef ik o.a.: ‘Lara, je gift is gigantisch: zoveel geluk dat je gekomen bent, zoveel verdriet dat je de aarde nu al weer verlaat. Zelden heb ik zo sterk beleefd als bij jouw geboorte, waarbij ik aanwezig mocht zijn, hoe wanhoop, kracht, pijn, zachtheid, geluk en liefde bij elkaar horen. Je toonde de essentie van het leven in een notendop. Bedankt voor je diepgang, mooi mensje, je hebt liefde in ons losgemaakt.’
In het rijk van de ziel liggen intens verdriet en een diep gevoel van vervulling vaak in elkaars verlengde. De rijkdom van een intense verlieservaring kan mijns inziens alleen maar beleefd worden als ook de diepste diepten van de pijn niet worden geschuwd. Bart van der Lugt schreef in dit verband: ‘Op het gevaar af de gebeurtenis van doodgeboorte met slingers te omhangen, moet toch onder ogen worden gezien, dat er ergens diep in het dal van het verdriet van de ouders een minuscuul korreltje blinkend goud gevonden kan worden (…) Een klaarblijkelijk negatieve ervaring die volledig doorleefd wordt, kan op deze manier omgevormd worden tot een positieve.’

Een plek voor je verloren kind

In welk stadium van je zwangerschap je verlies ook plaatsvindt, hoe oud of jong je ook bent, hoe gewenst of overrompelend je baby ook was, hoeveel kinderen je ook al hebt en hoeveel je er nog kunt krijgen: als je zwangerschap geen levend kindje in je armen achterlaat heb je reden om te rouwen. Hier liggen leven en dood zo dicht bij elkaar dat het niet te vatten is. Je ziel ligt overhoop en je hart bloedt.
Bij een miskraam is van een kindje-in-wording meestal weinig te zien. Juist omdat er doorgaans zo weinig tastbaars en zichtbaars over is van zo’n korte zwangerschap, voelen veel mensen de behoefte om een zelfbedacht afscheidsritueel te doen; ze willen de gebeurtenis symbolisch een plek geven in hun leven. Ze begraven een popje in het bos, planten een rozenstruik in hun tuin of maken een beeldje ter herinnering aan het kindje dat kwam en weer ging. Zo liet een vrouw mij ooit een prachtig sierdoosje zien met daarin drie losse sterretjes. Elk sterretje symboliseerde een kind dat ze na enkele weken zwangerschap weer was kwijtgeraakt.
Ook bij een verlies later in de zwangerschap kan de behoefte ontstaan om, naast het ritueel van begrafenis of crematie, andere uitdrukkingsvormen te kiezen. Je kunt bijvoorbeeld een schild maken waarop je alles wat je kind je heeft gebracht symbolisch weergeeft. Dat kan pijn, kracht, verzet, liefde, woede, verdriet, dankbaarheid en nog veel meer zijn. Alle werkvormen die in dit boek worden aangereikt zijn tevens te gebruiken ter ondersteuning van het bewust doorleven van een zwangerschap die eindigt met een lege wieg. Een ritueel, een symbool, een mandala, een boekje met brieven of een visualisatiereis naar het land van de ongeborenen kunnen allemaal dienen om contact te maken met je niet tot leven gekomen kindje, om zijn of haar ziel te eren en om je ervaringen met dit wezentje een plek te geven in je leven.
Op lichamelijk niveau vindt heling van een misgelopen zwangerschap plaats door liefdevol contact te maken met je buik. Je buik lijkt misschien een tijdlang leeg en koud, of juist gevuld met een donkere zwaarte. Door je buik te (laten) wiegen, te (laten) koesteren, zacht te (laten) masseren en door te dansen met je buik kun je de daar ontstane pijn ingaan; daar doorheen kun je na verloop van tijd weer voeling krijgen met de oerkracht die huist in je buik: je eigen, scheppende levenskracht.
Het is een deel van mijn werk om ouders te begeleiden in het verwerken van zwangerschapsverlies. Ik heb al heel wat keren getuige mogen zijn van het zielscontact dat ouders met hun gestorven kindje kunnen ervaren. Vaak ontstaat er dan een innerlijke ruimte waar het rustig is en waar wel samenzijn beleefd wordt, ook al blijft het verlies een wond in het hart.
Rita, na een miskraam van twaalf weken: ‘Ik kreeg het gevoel dat het kindje nog bij me was. Ik zag het voor me, een meisje, en ik ben tegen haar gaan praten. Ik heb kunnen zeggen hoe onzeker ik me gevoeld had over haar komst, hoe in de war ik was, maar ook wat ik haar graag had willen geven. Dat was heel emotioneel. Het rare was dat ik het gevoel kreeg dat ik haar al heel lang kende en dat ze helemaal niet weg was. ‘Ik ben altijd bij je’, leek ze tegen me te zeggen, en sindsdien is dat ook zo. Het is wel minder sterk en ik denk er niet altijd aan, maar als ik me erop afstem is ze d’r gewoon.’
Een andere vrouw vertelde me dat ze haar overleden kindje voelt als een aanwezigheid die haar steunt, een soort gids. ‘Alsof er sinds de begrafenis een engel op mijn schouder zit die met me meereist.’

Tot besluit een verhaaltje. Ik schreef het voor een tweeëneenhalfjarig jongetje, Wouter. Zijn ouders zochten naar een vorm om hem te vertellen, dat het zusje dat binnenkort geboren zou worden, niet levensvatbaar was. Omdat de woorden die ik voor Wouter vond, voor veel meer mensen betekenisvol en troostrijk bleken te zijn, neem ik het hier op.

Engeltje Mara

Op een mooie dag in de hemel riep God alle engeltjes die bij ‘m woonden bij zich. ‘Lieverds’, zei God, ‘het is weer tijd om de mensen op aarde blij te maken met een paar nieuwe kindjes. Er zijn zoveel papa’s en mama’s die nog geen kindje hebben!’ Toen wees God wel tien engeltjes aan die naar de aarde mochten.
Een van die engeltjes was heel erg blij. Het had af en toe al vanuit de hoge hemel naar de aarde gekeken en het had allang een papa en een mama gezien waar het wel heen wilde. De papa had warme wangen met haartjes erop, en sterke armen, en de mama was mooi groot, en ze had lieve ogen. Ze woonden in een fijn huis met een tuin met allemaal gele bloemetjes. Marloes en Tom heetten ze. Ze hielden veel van elkaar en ze wilden dolgraag een kindje.
‘Dat is goed’, zei God tegen het engeltje, ‘jij mag bij papa Tom en mama Marloes gaan wonen. Maak je maar heel klein, dan leg ik je zachtjes in de buik van mama Marloes. Daar kun je groeien en een mooi nieuw mensenkind worden, een baby’tje.’ En zo gebeurde het. Het engeltje kreeg een mooi zacht plekje in mama’s buik en begon te groeien. De buik van mama werd dikker en dikker. Het kindje trappelde flink met zijn voetjes en als papa Tom z’n oor op mama’s buik legde hoorde hij het hartje stevig kloppen. Dat ging van tikketikketikketik. Op een mooie dag was het baby’tje klaar. Het was groot genoeg gegroeid en het werd geboren: een jongetje. Oh, wat was hij mooi en lief! Papa Tom en mama Marloes waren heel, heel blij. Ze keken naar hun kindje, aaiden hem en gaven hem kusjes. ‘We noemen hem Wouter’, zeiden ze tegen elkaar, ‘dat is een mooie naam voor hem’.
Wouter kreeg een gezellig kamertje in hun huis, met een mooi blauw bedje, en hij leerde van alles. Hij leerde kruipen en hij leerde lopen. En spelen. Toen hij groot genoeg was mocht hij naar de crèche. Daar waren andere kindjes die een papa en mama gevonden hadden en een fijn huis. In de crèche konden ze samen spelen. Op een dag lagen papa en mama gezellig samen in bed. Ze vonden elkaar heel lief en knuffelden met elkaar. ‘Wat hebben we het fijn hè’, zeiden ze, ‘wij twee, met onze Wouter!’ en ze gaven elkaar een kusje. ‘Zullen we God vragen of we nóg een kindje mogen?’ zeiden mama Marloes en papa Tom toen tegen elkaar, ‘dat zou gezellig zijn… Een nieuw baby’tje dat bij ons komt wonen, ja, dat vragen we!’ God vond het goed. Hij legde opnieuw een engeltje in mama’s buik en het begon te groeien. Mama’s buik werd dikker, maar niet zo héél dik. De voetjes van het baby’tje bewogen heel zachtjes in mama’s buik, en papa Tom kon het hartje bijna niet horen, zo stilletjes klopte het maar. Papa en mama gingen naar de dokter. Ze vroegen hem, of hij eens wilde voelen aan mama’s buik. En of hij eens wilde luisteren naar het hartje. Dat deed de dokter, en toen hij gevoeld en geluisterd had keek hij papa en mama bedroefd aan. ‘Wat jámmer nou!’ zei de dokter, ‘dit nieuwe kindje groeit niet goed, het is ziek. Haar beentjes zijn zo slap, en haar hartje klopt zó zacht, zó zacht. Dit kindje kan niet leven, het kan niet groter groeien. Dit kindje van jullie gaat al heel gauw dood!’
Oh, wat waren papa en mama toen verdrietig, toen ze dat hoorden. ‘Als ons kindje geboren wordt, is het een heel stil kindje, een dood kindje. Dood beweegt het niet, het kan niks!’ zeiden ze, en ze moesten allebei huilen.
‘Dan leggen we ons stille kindje straks als ze geboren is maar op een heel mooi plekje in de aarde’ zeiden ze, ‘dan komt God haar daar halen en neemt haar weer mee naar de hemel. In de hemel wordt ons kindje weer een engeltje, engeltje Mara.’

©Riet van Rooij

Dit artikel vormt het laatste hoofdstuk van mijn boek Zwanger met hart en ziel
Altamira, voorjaar 2008

Aangehaalde literatuur:
*Wijlen gynaecoloog Bart van der Lugt ‘Zielsaspecten bij geboorte en sterven’ in Prana, tijdschrift voor spiritualiteit en de randgebieden der wetenschappen, februari/maart 1998
Rosemarijn Roes Mama luister je? : Wat je van je kind kunt leren Ankh-Hermes, Deventer 1996