De keuze voor een abortus
Door Riet van Rooij
Zelfgekozen abortus is van alle tijden. Een ongewenste zwangerschap kan als zo belastend worden ervaren, dat voor zwangerschapsafbreking wordt gekozen. In Nederland komt het zo’n 20.000 keer per jaar voor. Het is een noodgreep die in alle geledingen van de maatschappij plaatsvindt. Ook in de levens van vrouwen – en mannen – met een spirituele kijk op het bestaan. Hoe ga je daar als spiritueel geaard mens mee om?
Het zal zo’n twintig jaar geleden zijn dat een vriendin van mij zwanger werd. Een onmogelijke situatie. Korte tijd later vergezelde ik haar met nog een bevriende vrouw naar een abortuskliniek. Na de ingreep bogen we ons over een klein vruchtblaasje – met inhoud, maar daarvan was niks te zien. Thuis had mijn vriendin zich al voorbereid op die andere dimensie van haar zwangerschapsafbreking, het afscheid van het kind. Gedrieën togen we na de behandeling naar het dichtbijgelegen park voor een klein ritueel. Onder een oude beuk begroef mijn ‘ontzwangerde’ vriendin een popje dat ze van huis had meegenomen. Het was haar eerbetoon aan het kind dat niet geboren mocht worden.
Sindsdien heb ik het idee van zo’n symbolische begrafenis al menigmaal als tip doorgegeven aan andere vrouwen. (Ik geef onder andere begeleiding bij het verwerken van alle vormen van zwangerschapsverlies. RvR) Zowel bij een miskraam als bij een zelfgekozen zwangerschapsafbreking is er weinig tastbaars van het ongeboren kind voor handen, terwijl je wel afscheid neemt van een wezentje dat er even was.
Voor menige vrouw die een abortus overweegt, is het not done aan haar zwangerschap te denken in termen van de aanwezigheid van een wezen of ziel. Als je dat toelaat kun je het al helemaal niet over je hart verkrijgen om het weg te laten halen, is de redenering. Dat hoeft niet zo te zijn. Mijn ervaring is, dat het heilzaam is contact te maken met het kind in wording, ook bij ontreddering over de aanwezigheid ervan. Het kan de ouders veel helderheid brengen. Of mensen dan ook echt contact hebben met de ziel van hun ongeboren kind is niet essentieel. Waar het om gaat is dat ze zich openstellen voor wat er is, en hun persoonlijke waarheid ontdekken. Of het dan hun ongeboren kind of hun eigen diepste weten is dat tot hen spreekt, is van ondergeschikt belang.
Toverkindje
Ik kende Anna al van de zwangerschapscursussen die ze bij me gedaan had. Nu belde ze op: ‘Heb je deze week nog tijd voor een afspraak? Ik ben zwanger en overweeg een abortus. Wil je er met ons naar kijken? Ik kom met Jan, de vader. We komen er samen niet uit.’ Als ze bij me zijn, krijg ik de toedracht te horen. Ze zijn volkomen verrast door een ‘toverkindje’, dat zich naast een spiraaltje genesteld heeft in Anna’s baarmoeder. Voor Jan is een kind een verschrikking in deze nieuwe relatie. Zijn wens is, dat een abortus als beste keus uit de zitting naar voren komt. Voor Anna is geen van beide opties eenduidig. Het idee dat met het weghalen van het spiraaltje ook de zwangerschap zou kunnen worden afgebroken, stemt haar triest. Er is twijfel, verwarring en verdriet. Ik stel hen voor om de derde partij in de conflictsituatie erbij te betrekken en contact te maken met het kind. In een geleide meditatie richten beide ouders zich op het ongeboren wezentje dat bij hen is. Ik nodig hen uit eerlijk te zijn en te laten zijn wat er is. ‘Spreek je innerlijk uit naar het kind. Op zielsniveau zijn jullie volkomen gelijkwaardig aan elkaar’, is mijn devies.
Tot zijn eigen verwondering ervaart Jan de aanwezigheid van het kind heel sterk. Hij beleeft een diepe verstandhouding met het kind. ‘Het is er, en dat zal altijd zo zijn,’ vat hij zijn beleving samen. Anna realiseert zich dat ze het kind nu pas heeft toegelaten. Ze heeft het heel duidelijk vóór zich gezien Deze ervaring geeft haar tegelijkertijd ruimte. ‘Alsof dit precies is wat dit kind mij komt brengen. Deze helderheid. Dat ik mag kiezen.’
Enkele weken later belt Anna me om te vertellen, dat ze ervoor gekozen hebben de zwangerschap af te laten breken.
Geen appels of peren
‘Je hebt als ouder altijd de keus om nee te zeggen tegen je kind’, aldus Victorine, ‘dus ook om het weg te sturen als het nog niet geboren is. Jij bent verantwoordelijk. De vraag is natuurlijk, of je die verantwoordelijkheid wilt nemen, en of je achteraf met die keuze kunt leven.’ Aan het woord is Victorine Franke. Zij is maatschappelijk werkster en begeleidt vrouwen die ongewild zwanger zijn en een abortus overwegen bij de besluitvorming. Waar mogelijk betrekt ze ook de man bij dit proces.
Ik ken Victorine als een spiritueel mens en mijn vraag aan haar is, hoe ze haar visie inbrengt in haar werk.
‘In de eerste plaats heb ik het altijd over een aanstaand kind, en nooit over een vrucht. We hebben het hier niet over appels of peren! Dat ‘aanstaand’ is eigenlijk al een compromis, want het is er al, dat aanstaande mensje. Als je zwanger bent groeit er een kind in je buik, dat is de aardse realiteit. Vaak hebben vrouwen hun hand nog niet eens op hun buik gelegd om te voelen. Ik ben heel direct, dat is mijn aard. Ik benoem de werkelijkheid heel concreet.’
Victorine vertelt dat ze altijd protesteert als mensen het hebben over het plegen van abortus. Een misdaad pleeg je, vindt ze, een abortusbehandeling is een medische ingreep waartoe je kunt besluiten. Als je die beslissing zorgvuldig neemt, kun je je gaan bezig houden met het naderende afscheid. Alles wat mensen daaraan vóór de ingreep doen, is haar ervaring, komt de verwerking achteraf ten goede.
‘Mijn taak is het, om mensen de gelegenheid te geven een weloverwogen keuze te maken. Die keuze moet passen bij hun kijk op het leven. Mijn eigen visie steek ik daarbij niet onder stoelen of banken, die zet ik in. Mijn visie is, dat een kind zijn eigen ouders kiest. Ik vraag de mensen weleens om daarin even met me mee te gaan. “Stel dat het inderdaad zo is”, zeg ik dan, “waarom heeft het kind jou dan gekozen?” Dat geeft vaak nieuwe gezichtpunten. Sommige mensen worden kwaad, omdat ze het idee hebben dat zij dan niet meer kunnen kiezen. Dat is niet zo. Het kind is op je afgekomen maar jij beslist of je er ja of nee tegen zegt.’
‘Ik doe mijn werk toch wel’
Ook vrouwen die dat van tevoren totaal niet van zichzelf gedacht hadden, praten tot ‘de vrucht in hun schoot’ als ze ongewild zwanger zijn. Als Sandra’s keus na veel wikken en wegen is gevallen op abortus, probeert ze het haar kind vlak voor de ingreep uit te leggen.
‘Ik wist intuïtief dat het een meisje was en heb haar Roos genoemd. Ik heb tegen Roos gezegd dat ik heel veel liefde voor haar voelde, maar dat ik haar niet kon bieden waar zij recht op had. Jij gaat terug naar waar je vandaan komt, legde ik haar uit. Ik had het gevoel dat het kindje het snapte.’ (Het verhaal van Sandra komt uit het artikel ‘Het voelde alsof ik een strafblad had’ Opzij, juni 1999.)
Ooit stemde de mededeling van een vrouw dat ze had besloten de zwangerschap af te laten breken mij ronduit triest. Ik had haar intensief begeleid en ik zag zó’n mooie kans voor haar om door het krijgen van een kind te landen in het aardse bestaan. Ik vroeg mijzelf af of ik werkelijk alles gegeven had om haar de juiste keuze te laten maken. Daarop besloot ik om zelf maar eens af te stemmen op de ziel van haar kind. Toen ik dat deed, kreeg ik de volgende boodschap: ‘Wat ik bij haar kom doen is er helemaal niet afhankelijk van of ik in een lijfje bij haar geboren word of niet. Ik doe mijn werk toch wel.’
Was de wens hier de vader van de blijde boodschap? Willen alle kinderen die geconcipieerd zijn dan niet gewoon geboren worden? En kan het echt bestaan dat een vrouw van haar geaborteerde kind het volgende bericht opvangt? ‘Ik zag mijn kans schoon en glipte opnieuw de fysieke wereld binnen. Ik hoefde maar heel even te leven en zij moest de lessen leren die ik haar kon geven. Daar was de tijd rijp voor.’ (Uit: Licht-kind; rouwverwerking na abortus.)
‘Ongeboren kinderen hebben net zo goed belangen,’ meent Victorine. ‘Soms merk ik aan een aanstaand kind dat het het wel best vindt om maar zo kort bij de ouders te zijn. Anderen willen echt ontzettend graag geboren worden. Ze willen mij zelfs inschakelen voor hun belang.’ Voor Victorine is de aanwezigheid van de ziel van het kind een reëel gegeven. Daar werkt ze mee. Ze beschouwt het ongeboren kind dan ook als een serieuze partner bij een abortusbesluitvorming. Evenals bij relatie- of gezinstherapie kiest zij niet voor het standpunt van een van de betrokkenen. Victorine typeert haar houding als ‘meervoudig partijdig’.
‘Ik heb wel een mening, ja. Ik zie graag dat mensen gaan voor wat er op hun pad komt. Maar uiteindelijk maakt het mij niet uit wat mensen kiezen, want ieder heeft recht op zijn eigen beslissing, ongeacht wat ik ervan vind. Het kind is een paar weken geweest. Het zij zo. Ik ga er niet over of dat goed of fout is. Ik weet dat niet.’
Gids
Na een abortus komt er een verwerkingsproces op gang. Ook vrouwen die dat tevoren niet van zichzelf gedacht hadden, beleven een zwangerschapsafbreking veel intenser dan ze konden vermoeden. Voor sommigen is het een rouwproces. Dit wordt mede bepaald door de wijze waarop de besluitvorming verliep, met name of er genoeg tijd is genomen. Achteraf verzinnen mensen vaak eigen rituelen om hun ervaring een plaats te geven.
Op de dag dat ze eigenlijk uitgeteld was ging Sandra samen met haar vriendin naar het graf van haar liefste opa. ‘Ik had een brief bij me voor mijn dode kindje. Die brief heb ik in de aarde op het graf begraven. We hebben kaarsen gebrand en muziek gedraaid: “Schlaf schön, mein Kind.” We lieten rozen en een door mijn vriendin gemaakt kunstwerkje – een baby in een soort schelp -achter op het graf. Daarna zijn we taartjes gaan eten, want ik wilde de dag die Roos’ geboortedag had kunnen zijn, ook een feestelijk tintje geven.’ (Opzij, juni ‘99)
Ik hoorde over een Hindoestaanse vader dat hij het kindje zelf wilde begraven. Op hun verzoek kregen de ouders de abortusresten mee naar huis. Ze hadden er een mooi potje voor meegebracht. Het hielp hen enorm om vervolgens een passend afscheidsritueel te kunnen doen. Veel vrouwen maken een huisaltaartje ter nagedachtenis aan hun nooit geboren kind.
Je neemt een abortus je hele leven mee, zeggen zij die het weten kunnen. Marijke: ‘Elk jaar in augustus denk ik eraan. Dit jaar zou hij of zij twintig zijn geworden.’
Ellen: ‘Het kindje is altijd bij me gebleven, ook toen daarna mijn andere kinderen geboren werden. Het is een soort gids. Ik praat ertegen en voel me gesteund, met name als er dingen spelen in het contact met mijn dochters.’
Hoogmoed
‘Ik zag destijds geen andere mogelijkheid’ zegt Christa. Vier jaar na haar abortus kijkt ze terug op haar keuze van destijds.
’Toen ik zwanger bleek te zijn was er eerst alleen maar een groot ‘nee’. Hoe konden ze het daarboven verzinnen? Ik was uitgeput, opkrabbelend van de slopende eerste anderhalf jaar met ons tweede kind, Bram. “Je vergist je”, zei ik tegen het kind in mijn buik, “het kan niet”.’
‘Nu, achteraf, vind ik dat arrogant, of nee, er is een mooier woord voor: hoogmoed. Dát is het. Want wie ben ík om uit te maken of een kind dat eraan komt, zich vergist? Zo denk ik nu, maar toen was er alleen het gevoel, klem gezet te zijn. Ik moest kiezen. Of Bram, of dit kind. Ik zag geen combinatie. Ik had het gevoel Bram pas gekregen te hebben nu het allemaal wat beter met hem ging.’
‘Je neemt zo’n beslissing je hele leven mee, blijkt nu. Mijn kijk erop verandert ook steeds weer naarmate ik verder leef. Sinds het sterven van mijn schoonmoeder, pas geleden, ben ik er opnieuw anders tegenaan gaan kijken. Rob en ik hadden het toen een keer over het unieke van ieder mens. Deze ene combinatie van een vonkje vader met een vonkje moeder, samen met een goddelijke vonk – of hoe je het ook wilt noemen – is absoluut uniek. Dat komt nooit meer terug en dat heb ik geweigerd te laten komen. Dat vind ik heel erg.’
‘De behandeling was vreselijk ingrijpend. Ik weet niet meer wat voor voorstelling ik mij er van tevoren van gemaakt had, maar het raakte me diep. Toen ik na afloop naar de wc ging, keek ik uit het raampje naar de lucht. Een vogel vloog voorbij en ik dacht, heel primitief, daar gaat de ziel van mijn kindje. Of het echt zo is weet ik niet. Dat beeld staat me in elk geval nog altijd helder voor de geest.’
‘De eerste tijd na de abortus dacht ik: ík heb deze ziel geweigerd om geboren te worden, maar die vindt wel een ander stel ouders. Prompt werden heel veel mensen in mijn omgeving in die periode zwanger. Het leek wel een camouflageactie: op deze manier zou ik niet weten waar hij (of zij) terecht was gekomen. Zo magisch dacht ik toen. Ik geloof nu niet meer zo in het idee dat zo’n ongeboren wezentje ergens anders een onderkomen zoekt. Zo simpel is het niet. Het is toch een unieke combinatie van twee mensen. Ik heb wel eens gehoord van vrouwen dat ze geloven dat hun geaborteerde kindje nog steeds bij hen is, met hen is verbonden. Misschien is dat wel zo. Je neemt het in elk geval je hele leven met je mee, dat is mij nu wel duidelijk. Wat je ook wel eens van anderen hoort, is dat ze achteraf nog contact met dat kindje voelen, dat ze er in zichzelf mee praten, en dat het nog iets terug zegt ook. Dat heb ik nooit gehad. Het kindje heeft mij echt niet laten weten dat het goed is zo. Dat verwacht ik ook niet, dat dat kindje mij vergeeft dat ik het geweigerd heb. Daar voel ik me helemaal alleen verantwoordelijk voor. Zo’n beslissing werpt je helemaal op jezelf terug.’
Oneindige vriendelijkheid
Ook Clementine wil wel praten over haar abortus. Als ik haar spreek is het een jaar geleden. ‘Het was de moeilijkste, zwaarste beslissing die ik ooit heb moeten nemen,’ vertelt ze. ‘Ik voelde me door wat mij overkwam bij de kladden gepakt. Nu moest ik kiezen, en ik had nog nooit van mijn leven gekozen. Zo voelde het. Na een heel diepgaand proces besloot ik, het kindje weg te laten halen. Het was te zwaar. In mijn beleving mocht ik er zelf niet eens zijn, laat staan dat ik de verantwoordelijkheid voor een ander mens zou kunnen dragen. Ik achtte mezelf er niet toe in staat en Eric, mijn vriend, ook niet.’
‘Ik heb er geen moment spijt van gehad, dat niet. Mijn beslissing was een keuze voor mijzelf. Ik ben sindsdien heel hard aan het werk om mijn eigen bestaansgrond te verstevigen. In mijn beeldend werk komt dat thema steeds terug. Eigenlijk gaat het nergens anders over.’ Clementine laat me wat van haar werk zien. Beeldjes die nauwelijks een lijf hebben, kop-poters. Ze kunnen geen van alle zelfstandig staan.
Clementine vervolgt: ‘Als het slecht gaat tussen Eric en mij word ik bang. Dan denk ik: straks gaat het mis, en dan kan het nooit meer. Want ooit hoop ik zover te komen dat ik het aankan kinderen te hebben met Eric. Als we in een crisis zitten, dan heb ik af en toe het gevoel dat de ergste zwaarte daarvan bij me wordt weggenomen. Alsof ik van boven af geleid word, door het kind. Voor mij is het er nog steeds. Ik voel het als een oneindige vriendelijkheid die bij me is. Op die ijlere, spirituele laag zit het bij mij wel goed. In die zin heeft mijn kind ook een plek in mijn leven. Mijn probleem is juist, om de dingen op aarde neer te zetten, in de realiteit. Die zwangerschap heeft me wel iets laten proeven van wat het kan zijn om moeder te worden. Maar ik ben nog niet zo ver.’
Tot besluit. Heel vaak duikt het woord ‘zwangerschapsonderbreking’ op als het over abortus (provocatus) gaat. Ik vind dat versluierend taalgebruik. Iets wat onderbroken wordt, gaat immers naderhand weer verder… Of zou het toch zo zijn, dat een ziel die eenmaal bij ons heeft aangeklopt, later bij ons terugkomt in een volgende zwangerschap? Klinkt dát misschien onbewust door in het taalgebruik van menig nuchtere Nederlander? Een onbedoeld spirituele visie!
©Riet van Rooij, oktober 2001
De namen van degenen die hun persoonlijke ervaringen vertellen zijn gefingeerd.
Licht-kind; rouwverwerking na abortus van Isabella M. Kirton verscheen bij Indigo (‘99)